Svalbard: deel 3
Kleine alkjes
Van groot naar klein, en direct ook het talrijkst in Spitsbergen: Kleine alken. Verspreid over een 200 tal kolonies wordt de populatie ruwweg op een miljoen exemplaren geschat. Maar zoals wetenschappers zelf aangeven, precies tellen is een onbegonnen zaak! Overal zie je grote groepen Kleine alken rondzoeven, met hun snelle snorrende vleugelslagen, heen en terug tussen hun broedkolonies op steile kliffen van fjorden en de open zee. Broeden doen ze in holtes tussen rotsblokken van een bepaalde grootte, waar ze net zelf nog tussen kunnen, maar de poolvossen niet. Ze leven op een dieet van kleine roeipootkreeftjes, die ze vinden op open zee.
We zijn uiteraard verschillende keren kolonies gaan bekijken, en hoewel ik al vrij vaak drukke vogelkolonies heb bezocht, was dit toch opnieuw een fantastische beleving. Zoals bij vele alkachtigen, kan je de kolonies heel dicht benaderen, en zodra je je een beetje gedeisd houdt, kijken de kleine alkjes zelfs niet meer op. Ondertussen blijven gigantische groepen voorbijvliegen, luid kwetterend, dat doet denken aan een soort zacht belgerinkel. Bijzonder geluid, als je daar ergens hoog op een klif zit, met een spectaculair zicht op de fjord. Hier kan ik uren genieten, en niks anders verlangen.
Het is nog het begin van het broedseizoen, en de eieren zullen nog bebroed worden vermoeden we. We zien dus vooral mannetjes. Moeilijk voor te stellen hoe druk het straks moet zijn als beide volwassen dieren met hun donzige jongen op zee zitten! Vanaf dan wordt het echter weer haasten geblazen om zuidelijker te trekken, zodra de poolzee terug dicht begint te vriezen. Straffe beestjes!