Op zoek naar... de vliegende eekhoorn
Mijn beste wensen aan iedereen ! De laatste dagen van het jaar zijn momenten dat een mens de laatste 12 maanden eens overloopt. Daarin zitten natuurlijk relatie-hoogtepunten, fotografische hoogtepunten, intellectuele hoogtepunten, gastronomische hoogtepunten.. Maar mijn belevings-hoogtepunt was zonder twijfel mijn zoektocht naar de Europese vliegende eekhoorn. Daarover gaat het onderstaande verhaal.
---------------------
Ik ben opgegroeid tussen de boeken. Mijn ouders lazen erg veel, en al snel had ik mijn eigen bibliotheek met vooral de typische jeugdromans als Dick Trom en Pietje Bel. Verder vooral wetenschap. Dat laatste fascineerde me enorm, boeken over hoe auto's in elkaar staken, over geologie, dinosauriërs lang voor die hype er was, sterrenkunde, schelpen, oceanen,... over alles had ik wel een boek. Pas toen ik een jaar of elf was ging mijn keuze definitief naar natuur. Eén boek was wat bijzonder, al was het omdat hij niet in mijn boekenkast paste : de dierenatlas. Met kaarten van verschillende continenten en de typische dieren die er leefden. Allerlei vreemde creaturen passeerden de revue, vogelbekdieren, opossums, gaffelantilopen, tapirs, aardvarkens, schubdieren en dichter bij huis desmans en vliegende eekoorns. Vooral die laatste vond ik bijzonder omdat je zo'n beest eerder zou verwachten in Madagaskar (waar inderdaad gelijkaardige dieren rondzweven) maar niet in de Finse boreale taiga. Mijn dierenatlas heb ik nog steeds, past nog steeds niet in mijn boekenkast en ik heb hem al 20 jaar niet meer opengedaan. Om de simpele reden dat ik hem nog steeds van buiten ken. Toen ik eind juli 2007 in Estland was, op zoek naar berkenmuizen (zie eerdere blogtopic), vernam ik dat ook de Vliegende eekhoorn daar nog voorkwam, helaas niet in het gebied waar wij ons onderzoek verrichtten (zie veldwerkgroep, www.vzz.nl en blogtopic over berkenmuis hieronder). Toen de berkenmuis snel gevonden bleek, verschoof mijn aandacht stilaan naar de Pteromys volans. Ik begon er vanalles over op te zoeken op het internet en kreeg ook een populair-wetenschappelijk artikel onder ogen van deze soort met een werkelijk adembenemende foto. Volop korrel door de gebruikte hoge iso, vreemde kleuren, maar een fascinerend beeld ! Jongens toch, ik droomde er 's nachts van.
Dè specialist in Estland bleek ene dr. Uudo Timm te zijn, een vorser uit Talinn. Toen ik hem ontmoette op een receptie ter afsluiting van ons onderzoek in Matsalu voldeed hij op het eerste zicht aan alle verwachtingen, een niet al te grote, gebrilde in een kaki mouwloos vestje gestoken blonde Est met een snor. Hij praatte zeer ernstig met andere opgedoken collega's, instemmend knikkend over ongetwijfeld serieuze onderwerpen waren. Ik manoevreerde me in de goede richting tot ik naast hem stond en ik het onderwerp "flying squirrel" kon aansnijden. Hij begon inderdaad vol enthousiasme te vertellen over zijn onderzoek, het biotoop en de methodes om die beestjes op te sporen. Dat bleken de typische gele keuteltjes te zijn aan de voet van geschikte trilpopulieren, waarvan de knoppen en bladeren het voedsel bij uitstek vormen va dit knaagdier. 'En, hoe groot is de kans dat ik er een vliegend te zien zal krijgen als ik ernaar op zoek ga', was mijn logische vraag. Hij antwoordde heel ernstig, maar met pretoogjes: 'sinds ik in 1986 startte met het onderzoek, heb ik er welgeteld twee keer één zien vliegen". Ik had een soortgelijk antwoord verwacht, maar niet dat het zo extreem moeilijk was. Ik gaf de hoop op het beestje zelf te zien en was voor mezelf bereid tevreden te zijn met de gele keuteltjes. Ook al geen sinecure overigens. In heel Estland zijn er slechts een 60 tal vindplaatsen, terwijl het land voor 48% bebost is. De dieren hebben een erg klein territorium, nog geen hectare voor de wijfjes, en ze komen zelden verder dan 50 meter van de nestboom. In hun habitat hebben ze naast die holle trilpopulier nog een toiletboom en een voedselboom. Er zijn dus enige honderden bomen in heel Estland waar de keuteltjes te vinden zijn. Een moeilijke opdracht. Gelukkig was Uudo bereid ons een workshop squirrelshit-searching te geven, de volgende dag in een gebied niet te veraf waar ze recent zouden gevonden zijn. Ook Jeroen van der Kooij ging mee, die had een dag over en droomde ook al een week over die eekhoorn. Alsook Katrin, die mee het beheer voerde over het gebied in kwestie. Na een paar uur zoeken hadden we, behalve een vriendelijk overnachtingsaanbod van Katrin, geen resultaat. We hadden nu wel zicht op hoe en waar te zoeken, en besloten in beperkte tijd die ons nog restte in het topgebied de keutels te zoeken. Gelukkig was Uudo bereid ons vrij goede aanwijzingen te geven, en stelde zelfs voor ons op te zoeken gezien hij daar 's avonds in de buurt moest zijn. Meer nog, de volgende dag ging hij gezenderde dieren zoeken, en ook daarvoor waren we uitgenodigd ! Na uren zoeken in de aangegeven gebieden in Oost-Estland hadden we weerom geen enkel resultaat. Dat begon op onze zenuwen te werken en bovendien brak er een onweersbui los. Tijd om een tukje te doen na een korte nacht. Maar zelf kon ik niet slapen zo dicht bij mijn doel, en ging terug op zoek.

Het habitat van de Vliegende eekhoorn, boreale taiga met oudere trilpopulieren (of espen) en een ondergroei van fijnspar. In de linkse trilpopulier zit een nesthol.
Voorovergebogen liep ik uren van trilpopulier naar trilpopulier, de onooglijke gele keuteltjes begonnen voor mijn ogen te dansen terwijl ze er niet eens waren. Stilaan was ik die zwevende knaagdieren aan het verwensen toen ik plots iets hoorde kraken boven mij. Ik keek op en zag een klein takje neerdwarrelen, vreemd, gezien het al even geheel windstil was. Een fractie van een seconde later hoorde in gekras op de schors van een boom op een tiental meter van mij. Ik was net te laat, het enige wat ik zag was een holletje dat perfect klopte met de beschrijvingen van Dr. Timm : een oud, enigszins dichtgegroeid gat van een Grote bonte specht. Miljaarde ! Ik had op een haar na een vliegende Vliegende eekhoorn gemist ! Ik kon me voor het hoofd slaan, had ik maar sneller opgekeken, had ik maar... Had ik maar wat? Wat had ik kunnen doen? Het ging gewoon te snel. Er bleken effectief gele keuteltjes onder de boom te liggen, toch al mijn reserve-reisdoel gehaald. Maar ik was niet tevreden meer, ik wou meer. Ik had de prooi geroken, and it smelled good!

De keuteltjes onder de nestboom
Ik ging Jeroen halen en ondertussen was ook Uudo aangekomen. Hij was onder de indruk dat we de boom hadden gevonden, en gaf ons nog een tip waar de voedselboom te vinden was. Jeroen en ik besloten bij de nestboom te posten om te zien of de eekhoorn zich zou laten zien. Uudo ging naar zijn vaste slaapplek als hij in die buurt was, het gezin van een bosarbeider. Wij zouden later die avond volgen. Ondanks geduldig wachten kregen we na uren turen in het donker enkel een schimmetje te zien dat snel zich achter de boom verschool. Niet echt een waarneming waar je wild van wordt. We reden naar het huis waar Uudo verbleef, zagen nog een oeraluil wegvliegen, overnachtten in de tuin van de geweldig vriendelijke familie, kregen er ontbijt, mochten er de zelfgemaakte forwarder bewonderen (zie wikipedia, Esten zijn erg handig!) en gingen dan naar het plaatselijk museumpje. Daar merkten we ondermeer een thesis op over de vliegende eekhoorn, met een heleboel grafieken en taartdiagrammen over de preferentiële windrichting van de nestholen, de voornaamste bostypes binnen het habitat etc... Tot onze verbazing geschreven door de dochter van de bosarbeider toen ze 16 was. Ik zie het onze jeugd nog niet te snel doen. Dan op pad met de ontvanger, er bleken drie dieren gezenderd in het gebied: een mannetje, een vrouwtje en een jong dier.

Dr Timm met een ontvanger en Jeroen van der Kooij
Het signaal van het vrouwtje was al snel opgepikt, en na wat stappen stonden we onder de nestboom. Daar pikten we ook even het signaal van het jonge dier op, maar het was tijd en Jeroen moest terug naar Talinn om zijn veerboot te halen. Ik besloot om Uudo rustig zijn onderzoek te laten afwerken en nog een laatste keer onder de nestboom van de dag voordien te gaan posten. Ook mijn tijd raakte immers op. Anneleen zou in Praag landen binnen 48 uur en om 1700 km te rijden over de tweevaksbaantjes van het voormalige Oostblok vol dertigtonners en tractors had ik eigenlijk vier dagen voorzien. Niks aan het toeval overlatend lag ik al om 15.00 uur, enigzins gecamoufleerd achter een struik en een dode boom, bij de holle trilpopulier te wachtend. Ik hoopte natuurlijk dat het diertje zich, net als gisteren, ook eens overdag ging laten zien. Maar volgens Uudo was dat wegens het slechte weer. Dan komen ze tijdens een opklaring wel eens naar buiten, voor het geval het de hele nacht regent. En effectief, gedurende meer dan 7 uur lag ik vruchteloos naar een oud spechtennest te turen, knabbelend op muesli-koekjes en mij afvragend of ik wel op tijd in Praag zou zijn. Het werd erg donker, en het verschil tussen het gat en de rest van de boom werd moeilijk zichtbaar. Een adrenalinestoot ging door me toen ik iets zag vliegen van de ene populier naar de andere, en vervolgens met de verrekijker iets grijzigs over een tak zag lopen. Tot ik de typische druppelroep van een boomklever hoorde, de smeerlap. Hier zijn ze inderdaad volledig grijs en lijken zo op de eekhoorn. Achter de massieve dode boom waar ik me verscholen had liep nog iets, zonder dat ik het kon zien, erg groot en erg traag voorbij, dat verklaarde de elandkeutels die ik had gevonden. Intussen zag ik enkel nog de boomsilhouetten tegen de iets blekere lucht. Tijd om op te krassen. Het zwarte gat waar ik heel de dag naar had zitten kijken was ook al niet zwart meer. Hee,... euh.. zou het ? Ik drukte op de ontspanknop van mijn fototoestel dat gericht was op het gat. Het antwoord kwam terstond, op het schermpje zag ik de extreem grote ogen van de vliegende eekhoorn die me aanstaarden. Ik maakte nog een opname zonder flits en dan was het beestje verdwenen. Ik hoopte nog een vliegende schim tegen de lucht te kunnen zien, maar hier moest ik tevreden mee zijn. En dat was ik ook.
De opname zonder flits, Geen bijzondere foto, maar wel mijn top-belevingsmoment van 2007
Ik had een van de soorten die ik 30 jaar geleden had bewonderd in mijn te grote dierenatlas nu eindelijk in het echt gezien. In een afgelegen, boreale taiga, met elanden en oeraluilen, liggend tussen mossen en korstmossen, zonder storende geluiden van te zware luidsprekers in te kleine auto's, lichten van discotheken of andere tekenen van 'beschaving'. Het was er even zoals de wereld eigenlijk had moeten zijn (op mijn flits na, moet ik met schaamrood op de wangen bekennen).
In elk geval is die eekhoorn van mij nog niet af, ooit fotografeer ik hem nog vliegend, korrelig van de te hoge iso, wellicht niet eens 100% scherp, maar een beeld dat je de adem afsnijdt, zoals natuurbeelden horen te zijn.