Kieuwpootkreeftje
De Chirocephalus diaphanus, behoort tot het subphylum van de Crustacea (schaaldieren), klasse van de Branchiopoda (blad- of kieuwpootkreeftjes), orde van de Anostraca (kieuwpootkreeftjes). Binnen de Branchiopoda zijn er nog drie andere orden, nl. Cladocera (watervlooien), Conchostraca (schelpkreeftjes), en Notostraca (kopschildkreeftjes, waaronder Triops). De Anostraca, Notostraca en Conchostraca zijn sterk gelieerd aan tijdelijke habitats (uitdrogende poelen, karresporen, depressies), het voordeel van deze habitats is dat er weinig concurrentie van andere soorten is, en weinig predatie (vis, amfibieën, libellenlarven, reigerachtigen) op hun redelijk groot voorkomen (dit beestje is 2,5 cm groot). C. diaphanus werd de laatste keer in Vlaanderen waargenomen rond 1930 te Sint-Truiden, recente waarnemingen van de soort zijn in Nederlands Limburg en in de omgeving van Namen. Het verdwijnen van hun typisch habitat (efemere situaties) wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor hun achteruitgang.
Kieuwpootkreeft / Chirocephalus diaphanus
Fotograaf | Yves Adams |
Grootte origineel beeld | 4250 x 2583 px. |
Kleuren |
|
Categorieën
Kieuwpootkreeftje
Kieuwpootkreeft / Chirocephalus diaphanus
Fotograaf | Yves Adams |
Grootte origineel beeld | 4250 x 2583 px. |
Kleuren |
|
De Chirocephalus diaphanus, behoort tot het subphylum van de Crustacea (schaaldieren), klasse van de Branchiopoda (blad- of kieuwpootkreeftjes), orde van de Anostraca (kieuwpootkreeftjes). Binnen de Branchiopoda zijn er nog drie andere orden, nl. Cladocera (watervlooien), Conchostraca (schelpkreeftjes), en Notostraca (kopschildkreeftjes, waaronder Triops). De Anostraca, Notostraca en Conchostraca zijn sterk gelieerd aan tijdelijke habitats (uitdrogende poelen, karresporen, depressies), het voordeel van deze habitats is dat er weinig concurrentie van andere soorten is, en weinig predatie (vis, amfibieën, libellenlarven, reigerachtigen) op hun redelijk groot voorkomen (dit beestje is 2,5 cm groot). C. diaphanus werd de laatste keer in Vlaanderen waargenomen rond 1930 te Sint-Truiden, recente waarnemingen van de soort zijn in Nederlands Limburg en in de omgeving van Namen. Het verdwijnen van hun typisch habitat (efemere situaties) wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor hun achteruitgang.